Pgjar fcrniwttf. Wie helt daar ginds aan Vlaand'reus boorden Uit bosch en beemden t hoofd omhoog Ten sieraad dier bekoorlijke oorden, De lusthof voor des vreeind'lings oog Wie prijkt daar in die vrucktb're streken Maar schier den strakken blik ontweken Die langs de golvende akkers weidt En toont ons, voor 't verblindend pralen Van Vorstenhof en marm'ren zalen 't Bekoorlijk beeld der needrigheld 0 wand'laar voor geen plaats op aarde Wijkt die vergeten kleine stad Ze is een juweel van hooge waarde In Neêrlands gloriekroon gevat 't Is zij die eens de slaafsclie keten Met forsche vuist heeft losgereten

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1837 | | pagina 160