z. 89 Gij roert daar een onderwerp aan waarover gewoonte en gevoel meer beslissen dan scherpzinnige redenering. In het onverschillige ben ik ook op uwe wijze beleefd, en, de onschadelijke gewoonte volgende, wil ik geen aanstoot geven. Zoo vraag ik naar iemand's gezondheid, al twijfel ik er niet aan; wensch goeden dag, al breng ik er weinig aan toe en noem mij den dienaar van iemand die er evenmin aan durft denken mij als zijnen dienaar te bevelen, als ik gezind ben hem te gehoorzamen; doch tegen mijn gevoel strek ik die be leefdheid in het meer wezenlijke zoo ver niet uitom iets te schijnen, wat ik niet ben, om beleefd te vleijen of te beleedigen om bloemen te strooijenwelker dorens kwetsen. Dan wordt uwe beleefdheid lastig, en van die wederzijdsche tevredenheid is altijd de een of ander de speelbal. Daarom heb ik u misschien niet zoo beleefd geantwoord, als gij meendet, mij het woord toe te voe gen. Doch dubbelzinnigheid of liever dubbelhartigheid is den echten Zeeuw onverdragelijkerdan opene waar heid en rondborstigheid. Ik verdacht u van het eerste en daarom heb ik zonder omweg of pligtpleging goed rondgoed Zeeuwschu dit laten gevoelen. Dit was een kogel uit dezclfdo mijn, waaruit uw hagel gegoten was. Ik meende toch niet onbeleefd te zijn, en was het ook niet volgens denzelfden inenschcnkennerdien gij volgdetdaar hij zegtde beleefdheid maaktdat de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1837 | | pagina 167