103 Maar gehechtheid aan het goede oude tegen over het slechte nieuwe bescherm ik. Waarheid bevat het oude kreupel rijmpje toch: Het nieuwe is niet altijd het regte En het oude is niet altijd het slechte. Ik heb tegen die verlichting en beschaving onzer eeuvr voornamelijk dit t dat men veel afbreekt en weinig opbouwtalles ontneemten bij het einde niets weder geeft. Menigmaal was toch verlichting en ongeloof syno niem en te regt zingt onze heimebs «C 'k Erken, het bijgeloof zag zijnen scepter breken n Doch 't ongeloof heeft zich op zijnen troon gevest, Wat gruw'len 't bijgeloof bij 't menschdom aan moog kweeken Het ongeloof is grooter pest. En dat deze verlichting zich zoodanig kenmerktdat komtmijns bedunkens daarvan daan dat men het festina lente geheel buitensluiten van de wereld een theater wil maken waarop in enkele uren een geheel menschenleven wordt afgespeeld en men het gordijn laat vallenwaar het liooger moest worden opgehaald. Gij gevoelt dus ,dat ik niet onvoorwaardelijk tegen ver lichting ben doch volgens voorwaarden uitgedrukt in het volgende versje dat mij daar inschiet: Zoo sluit de luiken opnu zal 'l vooreerst welgaan. Gij hebt, dit is genoeg de donkerheid verdreven; Want om mij meerder licht dan noodig is te geven, Behoeft gij waarlijk niet mijn glazen in te slaan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1837 | | pagina 181