104
Voorts heb ik ook nog al yeel op die yerlichters zelve
aantemerken. Zij begrijpen menigmaal niet, wat zjj
willen ophelderen en al is er in de theorien welke
geïsoleerd door philosofen zijn uitgedacht, al wat goeds,
in de praktijk worden zij geheel onyoldoende beyonden.
De yolksyerlichters die zich als zoodanig opwerpen,of
zij zoogenaamd oud of nieuw yoorstaan kennen noch
leeren het goede gebruik van de waardie zij uitventen
en teregt kan men daarop yeel toepassen hetgeen in
eene zeer naïve fabel van Florian wordt voorgesteld.
«Een aap had de too verlantaarn zien verloonen, en
zich van dezelve meeslcr gemaakt. Nu wilde hij op
zijne beurt de dieren getuigen doen zijn van de won
deren zijner kunst,en noodigde hen op de vertooning.
Zij kwamen ,en meester kees ging dapper aan 't werk.
Maar hoe hij zich weerde de dieren betuigden een
stemming niets te zien, behalve één jong kalkoen, die
verklaarde dat hij alles zag en het zeer fraai vond.
Hij ging dus voortmaar met geen' beter' uitslagdan
in den beginne, Waaraan haperde dit? vraagt gij. Niet
aan de too verlantaarnnoch aan de vertooningen; deze
waren in goede orde. Ook scheen de behandeling der-
zelve goed. Maar maarhet inwendige licht
ontbrak de arme schelm had vergeten het lampje te
ontsteken.» Zulke resultaten zijn er in onze eeuw bij
menigte van die verlichtingen en hervormingen geko
men; en dat er dus bij ons gehechtheid aan het goede