V\ v%) VliVli VU VW% Vil VI* VI» vij V* vit VI) V«I VI. VI. VI.
YERGELIJKING TUSSCHEN EEN' KAMEEL EN
EEN KIKYORSCH AAN EEN JONG STUDENT
(GROEN)OPGEGEYEN.
Op, op, mijn traag verstandmen eischt u wondre zaken
Wie heeft het ooit gehoord? een' schetse na te maken,
Een schetse groot of klein hoe 't snelle Kemeldier
Gelijkt den killen Yorsch, die brekkekekt in 't >vier.
Een bijster moeilijk stuk Yoor hooggeleerde zinnen
Hoe zal ik arme Groen die lake dan beginnen
Eu echter evenwel en dezen onverlet,
Het zij ik kan of niet de wet is mij gezet.
Het liooge Kemeldier heeftbij de dierenrangen
Rij 't geen vier poolen heeft zijn vaste plaats ontvangen
De Kikker even zeer, die in het water leeft:
Wie toch en weet het nietdat hij vier pooten heeft
Wanneer de Kemel gaat in groolc en woeste heiden
Waar door het lieete zandzijn rijder hem moet leiden
Dan is het dat hij lang den feilen dorst verdraagt
Geduldig verder reist en om geen drinken vraagt
De Kikker even zeer, gelijk Geleerden schrijven,
Moet midden in den vloed ook zonder drinken blijven.