BIJ DE BESCHOUWING TAN HEN BRAND HER GROOTE op St. LIEVEN MONSTERKERE, ie ZIERIKZEE «/uuiMuu viwvivi II DEI li-cm VAI DEI 6 or DEI 7 OCTOBER 1832. Geen loflied zal dau meer in gindsclie muren galmen Daar kraakt een schorre vlamwaar 't statige orgel klonk Nu hoort men nimmer weêr de Godgewijde psalmen, Die Isrels vrome Vorst aan's Heeren dienaars schonk. Dat onverzaadlijk vuur is wreeder dan de jaren; 't Verslindt in weinig tijdswat onverganklijk soliijnt: Ja wat de grijze tijd zoo lang had willen sparen Grijpt ze onmeêdoogend aan en 't pronkgevaart ver dwijnt. 0schoon aloud gebouw hoe dikwerf .in mijn leven Verheugde uw aanblik mij wanneer do stille Maan Uw eeuwen heugend dak haar schijnsel had gegeven En nu wat ommekeerwat schouwspel staar ik aan? Een ongetemde vlam doorwoelt de tempelbogen En spaart geengrafgesteentbespothet blusschend nat En dringt de tinnen uitverheft zich in den hoogen En rolt verdelgend voortterwijl zij vonken spat.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1837 | | pagina 211