153
ik
I,
Ilier zal de wellust zich in 't kleed
Der reine en zuivre min yersteken;
En tot uw hartmet eed op eed
Van trouwe opregte liefde spreken.
Ie
i.
Dan, ach! zijn eed is valsch bedrog.
Zijn woorden zijn Sirenenzangen.
Mijn Zuster vlied dien snooden toch
Laat hij U in zijn net nooit vangen
Bij d' eersten aanblik is hij schoon
Maar 't naberouw volgt op zijn' schreden
Waar hij verwinnaar zich vertoon'
Zwijmt deugd en braafheid op zijn treden,
Ginds streeft de vuige vleijerij
Omringd van duizend aardigheden
Uwe onervaren jeugd op zij'
En lokl U door haar fraaije reden.
Zij prijst uw schoon en frisch gelaat
Zij roemt uw' wel gevormde leden
Betuigthoe fraai uw kapsel staat
En vindt U vol bekoorlijkheden.
Dan Zuster vlied haar schoon venijn
Zij prijstwat vaak de deugd zou laken
En tracht U onder Onscliuldsschijn
Rampzalig voor altoos te maken.