IHfrttt wtjn «jcftffb (H^efonb. Schoon op der vrije Vriezen grond Mijn wanklend iviegje veilig stond Ja schoon ik onder 't hart van een Yriezin gedragen En aan haar borsten op haar schoot Eerst reine levensvreugd genoot Toch boeit mij Zeeland aan een' rei van dierbre magen. Wat zeg ik stroomt het Zeeuwsche bloed (Door blanke opregtheid trouw en moed Van ouds veradeld ook niet in mijn' kronklende adren Mijn vader die in hooger kring Sints lang de gloriekroon ontving Zag 't licht in Zeelandvroeg reeds 't heilig erf der vadren. Is 't wonder dan dat Zeelands oord Zoo schoon zoo graanrijk mij bekoort? Der braven roem geschetst in 's lands historiebladen Straalt van der edlen helden graf Op 't late nakroost luistrijk af; De Noorder Oceaan tuigt nog hun dappre daden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1837 | | pagina 77