Het wraakzwaard in der Zeeuwen Yuist
Heeft vroeg reeds 't slavenjuk vergruisd:
Geen vrij geboren Zeeuw liet zich lafhartig boeijen
Zijn strijden was een heiige strijd;
Zijn bloed aan eer en regt gewijd
Deed voor heel't vaderland onwelkbre lauwren groeijen.
J)e aan trouw verknochte dapperheid
Schonk d' achtbren Zeeuw een Majesteit
l)ie rijksgebied noch kroon aan Torsten ooit kan schenken
Geen heerschzucht riep den Zeeuwsclien held
Gevoelloos ooit naar 't oorlogsveld
Geen drift naar ij dien roem kon ooit zijn' grootheid kreu
ken.
Geschiedkunde eer uw gouden stift
Den naam der dappren heeft gegrift
In 's lands kronijk, zag reeds Europa 't zegevieren
Der Zeeuwen op geweld en list:
Den vrijen grond hun vaak betwist,
Ontwrongen ze aan den vloed, in schaauw van krijgs-
(lauwrieren.
Zoo talloos als het starrenheir
Was reeds de heldenstoet weleer
Die woeste volken voor hun heren moed deed beven
De schim dier helden stoutmaar groot
Schijnt op een' wolk in 't avondrood
Den donkren sluijer des voorleden tijds te ontzweven.