IT
VOORBERIGT.
wij alleen meenden te moeten opnemenhetgeen ons ge
schikt voorkivam terwijl alle de Schrijvers der stukken
van de laatste soortdoor het naamloosof alleen met
voorletters inzenden hunner lettervruchten ons buiten
de mogelijkheid gesteld hebben om met hen in nadere
briefwisseling te treden. Ten aanzien van aankomende
Zeeinvsche beoefenaars der Dichtkunde die, onzes in
ziens aanmoediging verdienenhebben wij geoordeeld
ons in dit Jaarboekje meerdere ruimte te mogen ver
oorloven; zoodat de lezer het vooral aan dit denkbeeld
toeschrjve wanneer hij hier enkele stukjes aantreft
die zich misschien niet verre boven het middelmatige
verheffen. Trouwensook in dit opzigt zal verscheiden
heid zeker behagen en men moet iti ons geval zijn
geweestom te weten hoe moeijelijk de keus somtijds
is tusschen al of niet plaatsen.
In het bijzonder moeten vrij hier onzen dank belui
gen aan Mejufvrouw r. baajb de Fillis van onzen
onver gelelij ken beliajit voor de welwillendheid waar
mede zij ons heeft helpen in staat stellenom een paar
onuitgegeven gedichtjes van Zélandus met eene uitne-
mend geslaagde nabootsing van zijn handschrift mede
te deelen. De levensbeschrijver van saeta is zijne
meeste bouwstof verschuldigd aan des Dichters Moeder
Mejufvrouw a abbrisc laatst weduwe van wijlen den
hoogst eerwaardigen Zierikzeesclien leeraar j. de tvit
en hij dankt haar bij deze gelegenheid openlijk.
Eindelijk nemen wij met betrekking tot hel Mengel- «4-