«Mijn man», zeide vrouw Margaretha van
W a a 1 w ij k de echlgenoot van lieer Arent van
Haem stede, tot liare gezellinnen,» laat mij aan
zeggen terstond op liet kasteel te komen daar liij
liet hek zal laten sluiten.
«Man moet»,zeide de andere, de tijding van dezen
morgen toch waarheid behelzen en was het geene over-
drevene bezorgdheid van jonker Lode wijk hier
bloosde de schoone jonkvrouw, die met hare moeder en
moei haastig voortstapte dat hij dien schippersknecht
van 's Heer Arentshaven gelastte, eens op Haem-
stede aan te gaan.
Zij waren intusschen de slotpoort genaderden bega
ven zich op verzoek van den ouden Maarten, die
haar hier stond te wachten, naar hel vertrek in den
noordwestelijken vleugel van het kasteel dat in den
winter meest door de edele familie bewoond werd.
Weinige oogenblikken daarna trad heer Arent zelf
binnen en verhaalde aan de ontstelde vrouwen dat
bij, gedurende de mis, door eenen trompetter, van
zijnen broeder uit Brijdorpe eene nadere boodschap
ontvangen had, welke hem noopte, zich op zijn slot
zoo goed mogelijk te versterken, uit vrees, dat mis
schien eene bende der Kabeljaauwschendie te St. Ja-
cobskerke, onder aanvoering van den heer Willem
van Lalain gelegerd warenherwaarts zoude trek
ken en in de hoop van daar alles ongewapend en