SG- ders jongere broeder Ha..'diende in het leger der Hoekschen en had zijne gemalinnevrouw Agues ran den 0 os tend e met zijne beide dochters Maria en Goedele naar het kasteel gezondenwaar zij bij zn-ager en oom een veilig verblijf vonden. «Yoorwaar», zeide vrouwe Margaretha, «ik hoop, dat broeder Costij n de Wellandcrs zal kunnen missen; want, ofschoon ik er in zoude juichen wan neer onze Fl oris ook zijn deel aan den roem kon verwerven zoo beef ik echter voor zijn dierbaar leven, wanneer ik bedenk-» gij moet niets bedenken», ant woordde heer Ar ent,» dan, dat de Heilige Maagd hem wel zal beschermen; en welk eene eer is het voor ons stamhuis dat het zoo vele verdedigers onzer ge nadige Gravin in dezen onrustigen tijd mag tellen. Of rijst niet onze schoone banier, Hollands Leeuw, met een vviel gedektaan het hoofd van de heerkracht? Staat niet broeder Ra es ook bij de dapperen? En onze brave Jan van Ho denpijl, de man van zuster Elisa beth, is,naar ik hoor, ook al aangekomen. Zij zullen die kabeljaauwen nu wel aan den hoek slaan. Maar ik weet nietvoegde hij er schertsende bij of ons nichtje Maria, die daar zoo treurig in den hoek zitwel alleen voor haren vader en hare ooms en neef zoo on- geiust is, want mij dunkt, dat ligt afscheid, dat zij gisteren van jonker Lod ewij k nam wat al te teeder was. Nu ik zou er geen kwaad van willen weten

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1838 | | pagina 112