nabijheid waren en hij alzoo gevaar liep, de gansche vloot in de handen van dezen te zien vallen. Toen echter de vloot der Kabeljaauwschen in den morgen opgezeild was en H a e m s t c d e nogmaals eenen hopman aan boord had gezonden met de tijding dat een gedeelte van het Kabeljaauwsch leger reeds geland en in aantogt wastoen traden ook de Engelschen aan walen in het midden van de drukte der ontscheping en ordening des legers had heer Cos tij n nog maar even den tijd, om eenen helle baardier aan zijnen broeder Ra es af te zenden die met de zijnen in den omtrek van het klooster Beth lehem gelegerd was. De manhafte Ridder vaardigde tevens eenen trompetter af naar het voorvaderlijke kas teel om heer Arent te waarschuwen en zijne bloed- verwanten te laten groeten. Middelerwijl liet de aanvoerder de voornaamsten der hoplieden te Brijdorpe, waar hij zich had nederge- slagen bij zich ontbiedenen deelde aan hnn als aan zijnen zwager Jan van Hodenpijl, Jan van Renesse en anderen, zijne bevelen uit, welke voor bereidende maatregelen daarmede eindigdendat hij den dapperen in naam van vrouw Ja co ba beloonin gen toezegde enten einde eene nog meer voordeelige stelling te nemen, zijn heer achterwaarts verlegde tot bij Duivendijke en Klaaskinderenkerke, in afwachting wat de Kabeljaauwschen nu doen zouden. Deze van hunnen kant hadden ook niet verzuimdeene

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1838 | | pagina 118