en de Engel des lichts roerde mijne oogleden aan, toen
hij bezweek voor het woeden des rergifs in zijne aderen.
Ik heb hem den ring van den vinger getrokken. Kent
gij zeide zij met akelige verheffing van slemkent gij
liaemstede! dien ring?»
Doodsbleek stond A rent voor haar. Zijne knieën
knikten. De vrouwen hoorden niets meerzagen niets
meer. De oude stond daar met een strak gelaat. Het
was de ring van Ridder Costijn, Haemstedes
oudsten broeder.
Te midden dezer ontsteltenis vervolgde de oude:
Nu kunt gij mij in den diepsten kerker werpen,
Gij kunt mij op dit oogenblik vermoorden. Ik dank den
Almagtige en alle zijne Heiligenwant ik ben gewroken.
Het bloed van der Hoekschen legerhoofd heeft mij mijne
tranen betaald. Maar dit zegge ik uwanneer gij zult
oud geworden zijn, zoo als ik nu ben, dan zult gij uw
wapenschild voor de poort dezes kasteels zien uithouwen,
Gij zult liet brood der srnarte eten. Gij zult uwe Eaan-
derheerlijkheid verliezen; want liaemstede heeft
een legerhoofd aan Jacoba geleverd. En nu zal ik
u zeg»enwie ik ben. Ik had eenen zoon. Hij was mijn^
wellust. Hij streed dapper voor zijnen wettigen lieer,
Hij zwoer eenen eeuwigen haat aan alleswat ziel
Hoeks ch noemde. Jacoba heeft hem laten vermoor.
den. Diep onder den grond heeft hij zijnen adem uitge-
blazen. Sedert dien zwarten dag dorst ik naar wraak