63 Van daar heeft de booze haar door het sleutelgat gehaald omdat men haar anders ter eere Gods en yan deH. Maagd zon yerbrand hebben. Het zal jammer zijn, want onze goede yader Ambrosius mag zeggen wat hij wiler is hekserij genoeg in de wereld en met dat slingeren yan het schip laatstin de Westenscliouwsche havenwas het ook niet zuiver. De bijgelooyige man zou hier zeker nog yeel meer bijgeyoegd hebben, indien niet Maria allo hare jonk vrouwelijke welsprekendheid hadde aangewend, om hem te bewegen. «Nu, in Godsnaam dan,» luidde het eindelijk: «ik kan u lieve Jonkvrouwgeen verzoek weigeren; maar ik dacht toch dat gij te vroom waartom u door heksen te laten waarzeggen.» Maria vond niet noodig hem bekend te maken met hetgeen haar eigenlijk doel was en verheugde zich in stilte, dat het haar had mogen gelukken, den grijzen dienaar overlehalen. Met schuwe blikken de Jonkvrouw aanstarende, ontstak hij een klein lampje, nam den bos met sleutels van eenen oudenverroesten spijker en ging met Maria den gang ten einde klomhaar voor uitgaande den kleinen trap af, het licht met het mutsje bedekkende tegen den tochtdie door de staven der luchtgaten speelde tot dat hij de lamp nederzettede deur der gevangenis opende en de schoone dochter van heer Raes binnenlieteen kruis slaande en biddende.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1838 | | pagina 141