Eli door het wiegend loofdak strooit
De zon haar glansals gouden vonken
Op 't gras met jong gebloemt getooid.
De leeuwrik hangt op donzen wieken
De nachtegaaldie harten boeit
Fluit d' onnavolgbren toon des weemoeds
Of, waar zijn zangtoon rollend vloeit,
Daar viert hij 't feest der minnende onschuld
Daar 't moedervogel Ij e vol moed
En liefdrijk onder 't koestrend borstje
In de eitjes 't wriemlend leven voedt.
Langs heuveltop en vruchlbre dalen
Weêrgalmt het duizeudslemmig lied
Der zangersen 't gekir der duiven.
Do zwanen dartlen in dcu vliet.
Zij plassen spelend in het water
Nog korts versteenddaar 't zelfde nat
In zonnegloed als parcldropplcn
Nu over hals en vlerken spat.
De vruchtboomop wiens dorre takken
(Nog korts met ijs en sneeuw bevracht)
Do dood zich legerde is herboren
En praalt met frisschc bloesempracht.
De duizend duizend lentebloemen,
Wier kleurgemengel wellust biedt,
Bebalsemeu de lucht met geuren