Ill Als maar niet door gloênde hitte 't Knopje wordt ter neërgcdrukt, Of niet ijlings van den stengel In haar' bloei wordt.afgerukt. Maar wat buigt ge uw hoofdje neder Schoone roos nog straks zoo lier Ach daar rooft een cnkle windvang Onmeedoogend bloei en tier. Zie daar neigt gij nu ter aarde Zonder glans, verbleekt, verdord; En van hen wier oog gij bocidet Is 'tdat gij vertreden wordt. 0 gij spiegelt ons het leven Bloempje door uw noodlot af; Krachtig zegt ge: o menschéén schrede Ligt slechts tussclien wieg en graf. Chloëkom, aanschouw dit bloempje, Zie hot liggen denk altijd Dat gij in de rei der maagden Ook een teeder roosje zijt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1838 | | pagina 189