167 Niets rest mij nudan soms een traan te plengen Om 't wreede lotdat mij Tan alles scheidt. Dat kan alleen Terademing mij brengen Dat troost mij meer, dan d'invloed Tan den tijd. Wat balsem ook die iuyloed moog Terleenen Hij rooft mij toch dien sombren weemoed niet. Herinneringgij doet mij dikwerf weenen. Herinneringo bron Tan mijn Terdriet. Ach nimmer zal 't herdenken mij begeTen Yan 't zalig oord waar 't hijgend hart naar haakt. HelTetie blijfblijf Toor mijn zinnen zweTen Tot aan den dood die mij gelukkig maakt J. L. TAK DER VlIET. ZilCVlrCZiCC j Julij 1837.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1838 | | pagina 257