Geduchter dan de Sakser is die wreede. Men ziet zijn komst ran kerk en torentop. Nu siddert elk. Wie zet den Noorman perken 7 Hij maakt het land ten roofhol yoor zijn heir. Bier is het oord, waar hij zijn vloot versterken, En zenden kan ten strooptogt heinde en veer. Eere zij aan Frank en Friezen! Ook der Deenen drom bezwijkt. Ja! men ziet de vlugt hen kiezen. Ja! de vloot der roovren wijkt. Frieslands, tevens Hollands Graven, Zullen heerschen in het land. Zoekt de Ylaming hier een haven, Wil hij telkens ons verslaven, Of verwoestend ommedraven j Onverwinbaar zijn die braven, En de Zeeuw zal 't roemrijk staven - Strijdende op der vaadren graven, Doet hij nog dien eed gestand Dat geen vrees hem ooit vermant, En hier nooit een vreemde vlag Blij en rustig wappren mag. Verdwijn nu, tafreel uit vervlogene tijden Verschijne er een fraaijer, een nieuw schilderij Laat schooner aanschouwing ons harte verblijden De tijden der woestheid zijn eeuwig voorbij. Het aantal van kreken en stroomen werd minder, En eiland aan eiland is zamen gegroeid.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1838 | | pagina 78