water beschilderd waren. En Lodbrog aan het hoofd
hernam Bjorv één der zijnen, wijzende op den ver
gulden drakenkop en drakenstaartwelke op het grootste
der schepen in de zonnestralen schitterden. Verschillen
de gewaarwordingen werden door deze weinige woorden
opgewektwant deze Jtuigbroek, wiens eigenlijkenaam
Ragvar waswas een der stoutste zeekoningen van dien
tijd, en zijne late verschijning, gepaard met het opvaren
der Schelde, kondigde eene meer duurzame en gevaarlijke
nabuurschap aan. Antwerpen werd werkelijk verrast,
geplunderd en in den brand gestokenwaarna de zee
schuimers vrouwen en maagden met zich voerende
naar Lillo terugkeerden en aldaar aanstalten ter over
wintering maakten.
Bjojss dien wij daar noemdenwas één dier vele
Deenen die, om des voordeels wil, voor eenen lijd
Christenen waren geworden, omdat hij eigenlijk in het
geheel geene godsdienst bezaten even zeer met Odin
en Christus als magtelooze wezens den spot dreef. Zeide
iemand: Odin is maglig! «dat zal wel bij ragna-
ro/nir blijken antwoordde hij dan terwijl hij den
Christen op het kruis zijns Heeren wees. Genot en aan
zien waren bij hem de hoofdzaakmoed en list beschouw
de hij als middelen, om tot genot en aanzien te geraken;
daarom stelde hij alleen deze hoedanigheden ophoogen
prijs. In den kringwaarin hij hier leefdehad hij nog-
tans niet gevonden 't geen hij zocht; hij haakte dus
naar verandering. De komst en het verblijf der Deenen