olgende Graven en alle zijne tijdgenooten te bewij- dat hij nimmer van deze overweldiging van graaf ris vooraf kennis had gedragen veel min daaraan lepligtig was. En zoude men dan aan het enkele aaal van Melis Stoke die zelve zegt: «Als ic ver- id aan Geeraerts tale» (waaruit men zou moeten laken, dat hij in persoon die belijdenis van Velzen aangehoord, maar liet blijkt later, dat die beken- s naar Dordrecht is overgebragt, gelijk die door sn klerk was aangeteekenden dat eerst daaruit r Stoke die bijzonderheden omtrent den aanslag eend zijn, dio hij hier en elders mededeeltzoude izeg ik aan dit enkele verhaal van heigeen een er hem zeide dat Geraert van Yelzen gesproken zulk een gewigt hechten dat noch het vroeger® 1 liet latere gedrag noch het karakter van Renesse man van doghenden en grooter trouwedeze vermogt uit te wisschen Ik geloof het nieten zie geenerlei reden om Jan van Renesse te stellen onder jdelendie tegen Floris zamcnspandenof zelfs :r die genendie den aanslagwillens en wetens wijgende gedoogden. root was de verwarringdie na des Graven dood ezc landen heerschte nietomdat men liet oneens omtrent zijnen opvolger, want algemeen erkende dat zijn zoon Jan ,die in Engeland was opgevoed icli te Londen bevondhem in het graafschap ver-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1839 | | pagina 117