volgen ,(59) ontbood daarop dadelijk Willem Tan Holland, heer van Remerswale en zijn broeder, en begaf zich, na eenige beiaadslagiugennaar Veere. (60) Renesse kwam terug, om verslag ledoen van zijne handelingen, en vond den Graaf niet, maar vernam de hem ten laste gelegde beschuldiging, en herkende daarin de hand van zijnen vijand .waarom hij verontwaardigd over de ligt- geloovigheiddes Graven en wel overtuigd dat de schoon ste verklaringen en duurste eeden voor 's hands niets zou den uitregten tot zijne verontschuldiging, zijnen lastbrief voor ingetrokken hield en zich naar zijn slot te Moermont begafom af te wachten, welken keer deze zaak nemen zoude. Men zou uit de woorden van Stoke te dezer plaatse «hi pensde: lek hebbe verloren den grave,» kunnen vermoeden, dat hij werkelijk eenig plan had om even als van Rorselenzich van 's Graven persoon te verzekeren maar Renesse had hierbjj geenerlei be lang daar hij reeds groote voorregten deelachtig was en gecne uitgestrekter magt o'f gunsten begeerdeterwijl er niet het minste bewijs is van eeae verstandhouding tusschen hem en den Brabanderdan de beschuldiging van olfaart van Borselen zoodat lluidekoper te regt aanmerkt: «Renesse was, in den aard, edelmoedig. Zulks blijkt uit zijn al te groot vertrouwen op de bedriegelijkc schijnvriendschap van zijnen doodvijand, waarom ik deze woorden niet anders versta dan of hij gezeid had alle toegang tot den Graaf is mij af-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1839 | | pagina 129