57 was liem in dat over Zeeland zijn jonger broeder Willem opgevolgd die in den strijd tegen de Vlamingen cene groote rol speelde. Omtrent het gedrag der Vlamingen wil ik vooraf aanmerken dat hunne aanspraak op Zee land niet zonder grond was omdatbij verdrag tusschen Wolfert van Borselen op naam van graaf Jan I en Guido graaf van Vlaanderen bepaald was dal zoo een zij maag van Jan I hem opvolgde, Zeeland op nieuw van Vlaan deren als leen moest verheven worden over welk verdrag vroeger is gesproken en builen dienomdat het niet kon gerekend worden te behooren tot het erfgoed van Jan II op grond der beschikking over hetzelve van Margaretha van Vlaanderengrootmoederen Guido, oom van A vennes, ten voordecle van Floris V. gelijk dit in de vroeger aangehaalde redevoering over Witte van Haemstcde in het breede is ontwikkeld. De eerste vijandelijkheid der Vlamingen bestond hier in dat zij eeneu inval in Henegouwen deden en Les- sines bemagtigden waarom graaf Jan .jonkheer Willem bewoog, eenen inval in Vlaanderen te ondernemen .waar aan deze dadelijk voldeed. Hij ging dan in de lente van 1303 (zoo wij Huidecoper en de Bijv. op Wagenaar geloovente Arnemuiden scheep, deed eene landing op de Vlaamsche kust en keerde na het behalen van eenige voordeelen terug. 69Dadelijk hierop dankte hij zijn leger af, en hoewel velen hem dit als eene groote onvoorzigtigheid hebben toegerekend, pleit evenwel voor

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1839 | | pagina 151