77 Van ondeugd, nog van vuijl bejag: 'k Kom niet te min op dezen dag, Wat dat ge doen of laaten meugt U leeren in uw zwakke jeugd. Wees zoetgehoorzaam en beleeft! Als moeder u een klapje geeft Wees dan niet nors of bijster stuer. Zie tegen yader nimmer zuur. Loop nimmer kwaad doen over straat, Met eenen stouten kameraad. Vergeet niet wat matresso u leerd Dat gij uW grooten Schepper eerd. In 't kort, doet wat de deugd gebied, En yvat zij haat, en doe dat niet, Tolksdichter is hier getrouwer afgedruktdan bij yelen, die Cats meenden natestappen door hem te volgen in woorden, alsgees- tigh dieren des al niettemin en derg. en het bezigen (tot overdrijvens toe) der oude spelling. Doch bij deze was het meestal een nahinken yan den Dichter; een parodiëren zijner gebreken. Doch daarom ook namen wij dit gedichtje met genoegen op vermits ons de Heer M.r A. F. SirriE die in het bezit is der papieren yan de overledene Fillis, schreef, dat, zoo ver hij wist, dit het eenig gedicht van Zélandus is, hetwelk tot hiertoe niet was uitgegeven. Wij zijn de spelling yan het oorspronke lijke letterlijk gevolgd. Redactie.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1839 | | pagina 171