O Yorstenstaddie zoo bekoorlijk ginds,
Met zachten gloor om tin en tempeltrans,
Als in den arm der ayondscheemring rust
Gij wenkt op nieuw mij tot die taak terug.
"Welaan ik yolg Yaarwelmijn lieylingsoord
Schenk dikwerf nog dit stil genot mij weer
Mogt steeds mijn ziel als gij zoo rustig, kalm,
En schoon gestarnte! rein zijn zoo als gjj
Dan komt ze u (ach, na korten tijd welligt)
Eens nader; en geheiligd, sterk en grootsch
Yangt ze in uw' kreits een hooger taak weer aan!
Gravenhage
Aug. 1838.
B. Ph. de Kaster.