101 ten hij een zeil herkende. Yol verwachting blijft hij mei ivei ingespannen aandacht denzelfdeü kant uitzientol dat mi: hij in vervoering uitriep: Daar zijn de schepen! Daai urd komen zij! Ebuakd heeft woord gehouden!» en pijl- 'kci snel verlaat liij den heuvel, om aan zijne gade dat voor onti hem verblijdend bcrigt te brengen en de noodige be nen velen te geven tot het feestelijk ontvangen van zijne ver- sget vvachle hooge gasten. En inderdaad daar rigtle zich kot cene vloot naar de Zeeuwsclie kusten; weldra werden >vei de schepen meer en meer zigtbaar ook voor min geoefende dal oogen; daar ontrolde ,bij het allengkensnaderbijkomen go zich de banier des Graven van Holland Zeeland en Yrics- tbij land; en op het tijdstip der aanlanding vertoonde zich Tui" op den zanddijk heer Wolfert en zijne gade, in leest- vet gewaad, en heetten zij den jongen graaf Jas en zijne loei gemalinne Joïiassa van Engeland welkom op Zeeuw- jen sclien bodem: hij zeide, de edele Ridder, verheugd en ei gevleid zich te gevoelen met ditzóóvereerend als onver- dom wacht bezoek en stamelde eenige verontschuldigingen val die echter overbodig waren, over het gebrekkige van het Idus onthaalen liet min volkomene van schuldige eerbetoon i dt waarvan het onverwachte alleen als oorzaak moest be- ir.en schouwd worden. En toen de abt Regaal van Egmond if te zich in het gesprek voegende hemmet goedhartige gul- uit- heid verklaarde, dat, de aanhoudende Noord- VYestelijkc ms, wind de schepen naar zijne oevers gedreven hebbende, arin graaf Jas zijne geneigdheid had te kennen gegeven,

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1839 | | pagina 197