104 en in vertrouwen bij den Vorstdie er niet aan dacht, dat men hem boeijen smeedde. Doch het gezantschap, dat den Graaf uit Engeland gehaald had ontbond zich Tan lieverlede 's Graven oponthoud en langdurig uit rusten van eenen zoo korten togt over zeeverdroot aan hetzelve; de Edelen toonden hunne begeerte en verlan gen, om naar eigen haardstede te keeren; zoodat zij ten laatste ernsliglijk bij Graaf Jas op de voortzetting der reize naar Holland aandrongen. Maar heer Woiferï had den tijd niet voorbijlaten gaan, zonder gebruik te maken van den invloed welken do aanbeveling van 's Graven schoonvader verzekerd had. Hij was dan niet achterlijk gebleven om Ja* vak Avekses verdacht te maken bij zijnen heer, en prees luide Gcr de Vlaming, vergoelijkende diens inval in Walcheren zoo schoon, dat graaf Ja» eindigde met te gelooven, dat heer Wojïert hem dienst gedaan had, met den Vlaming behulpzaam te zijn geweest in het benaauwen van Middelburg. Men had ook niet vergeten om aan hel hooge echtpaar de beste vertrekken aftestaan van waar men een nitzigl had op de nieuw gebouwde kerk te Zandijkwelker torern nu bijna geheel volbouwd was; overtuigddat die stich ting en gestadige arbeid de aandacht trekken zou en alzoo op eene natuurlijke wijze gelegenheid zou gegeven zijn, om van de jongste bedijkingen te gewagen, en do belangstelling des Graven in eenen zoo werkdadigen als schranderen en levens vromen Ridder nog te doen ver meerderen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1839 | | pagina 200