Ill
De luit heeftlangs de rozenpaden
Mijn vroegren loop getrouw verzeld
Haar dankt mijn ziel alleen 't verzaden
Des hongers die met woest geweld
De borst doorpriemthet bloed doet koken
Der zielin Tollen gloed ontstoken
Niets minder aanbiedtdan der Engelen genot
Wanneer ze in de eeuw'ge Paradijzen,
Met louter hemelvalden Ongeziene prijzen
En siddrend van gevoelzich buigen voor hun God.
HelaasverzadingZoo ze ons streelde
Ze is 't droombeeld van een ijdlen waan
Ach! wat dit hart zich ooit verbeelde
Een nieuwe honger drijft ons aan.
Het hertaan 's jagers pijl ontweken
Zoekt laafnis aan de koele beeken
Het blusebt den vlammendheeten dorst
Een feller jager vliegt het tegen
En met de zeekre speer doorregen
Vérsmacht hetafgetobd van eigen bloed bemorst.
Zal dat dan ;t loon zijn van ons lijden
Die eindeloze boezempijn
Neen broeders neenna ?t moedig strijden
Zal schooner kroon ons erfdeel zijn.
Aan 7t worstlen van den strijd ontkomen
Zal 't vloeien van de levens-stroomen
Het lied der hooger harmonij
De dorst der ziele laaf'nis geven
En wij op hechter vlerk geheven