Gevoelt het, liooger vuur ontsteekt de fakkel-lichten, Waarvoor alle andre gloor, als dwaallicht, ver moet zwichten De stem der Poësy in 't aardsche weegeklag Is zucht naar 't Vaderland en hoop op schooner dag! 1 andaar dat scheppen van de zuiverste idealen Waarin de wederschijn van hemelglans mag stralen Gelijk aan de avondster die eerkroon van 't gestarnt Het zonnegoud weerkaatst waarvan haar straalkrans barnt. Aanschouwt de scheppingskracht van Fhebus echte loten In t lied der oudheid vloeit ze de eeuwen doorgevloten V ervult zij onze borst met ongekend ontzag Voor 't machtig harpgespcel van Hellas ouden dag, Voor Peleus grooten zoon en Hectors krijgsstandaarden Voor Ajax reuzenarm den schrikbren klank der zwaarden Den trots van 't oorlogs paard den oogblik van Jupijn. t Is loutre IVectar-sprank en Goden-ambrosijn Wanneer de gouden lier Homerus eeuwge glorie De zielen schokt en treft bij 't schaat'ren der victorie Het schoon van Leda's kroostals 't oog in tranen smelt Waar eed'le Andromache den onvergeelbren held Haar laatste tranen wijdt; de Vorst van Trojes wallen Vergrijsd door langen rouw in 't stof ter neer gevallen De handen uitstrekt naar den moorder van zijn zoon Of als zijn speelstift in Nausicaa het schoon Met toonen uitdruktdoor geen verwen na te malen tv eizaligwien dat licht in 't zoekend oog mag stralen V» ie daar in t kalm gebied der zuivre melodij Uw invloed diep gevoelt uw' almacht, Foësy

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1839 | | pagina 214