125 ■on- ad die de grootste cn uilgeslrektsle Tan het gcheele eiland ver- is misschien sints het tijdstip der bedijking dezer lan den, en zeker sints de Zeeuwsche stroomen, ten gevolge [er der SC(luclite zeevloeden in de twaalfde eeuw voorge- eJ Tallen, zoo aanmerkelijk zijn verruimd geworden aan kei" deszelfs Zuidelijke kusten, achtervolgelijk belangrijke eej verliezen van grond geleden heeft. an- kan T00ral daaruit al aanstonds blijken dat ge- i de me'de polder in vorige tijden in zes zesde deelen pleeg eu, 'e zÜn Ter,'ce'd; terwijl dezelve thans slechts vier vierde „cj deelen bcTat. Een dier zesde deelen is al Toor lange vergaan, cn lag waarschijnlijk zuidelijker, dan hel den ambacht tan Ztiidlaiicldat het derde zesde deel uit- <or. maakte(e) en verscheidene dorpen bevatte, die thans aar a],e zÜn te gronde gegaan. Behalve dat de inriglfng der dijksbesturen en de on- >vÜze' 1vaar °P de dijken destijds plegen onderhouden de worden vce^ 'e tvenschen moet hebben overgelaten, ord Was men toen n°S n'et'let ste'sel gekomen omwan ne. "Cer eclie grondbiaak den dijk geheel of gedeeltelijk had doen verzinken niet dan in den uitersten nood der ac^ter uiltewijken cuzoo immer mogelijk zelfs met vele kosten het aangetaste punt te behouden zoo als men van m later 'ii*1 met 8oed 8evoIg gedaan heeft; maar de an eene inlage achter de andere leggende werden bij ccnigzins hevige aanvallen, de aan het water gelegene landstreken al spoedig prijs gegeven, zoodat, volgens

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1839 | | pagina 221