berigt ran den Kronijkschrijver Boxhobn(d), in zijnen
tijd (1642) nog mannen leefden, in nier jonkheid oude
dijkwerkers plegen te verhalendat zij buiten den dijk,
die toen aldaar was leggeude geweten hadden nog andere
drie dijken, daar zij aan gewerkt hadden, en welke
inkorting in ééns menschen leeftijd was geschied; zoodat^
de moeren en uitgedolven landen, die nu langs den
zuidelijken zeedijk van Schouwen zijn leggende nog ovei
drie eeuwen in het midden des polders waren gelegen, (c)
Zoo ging in 1662 het dorp Rengerskerke te gronde,
niet verre van het poortambacht der stad Zierikzee gele
gen, waar in der tijd eene vermaarde paardemaakt pleeg
te zijn; eene smalle strook gronds, tegen den zeedijl
aangedrongenis het eenig overblijfsel van ditambacht,
dat vóór de laatste overstrooming nog 172 bunders 36 ellen
groot was, en vroeger nog vau veel grooter uitgestrekt
heid geweest is.
Nadat men, namelijk, meer dan eens was achter uit
geweken zag men zich in 1588 verpligt vermits liet
eiland Schouwen van deze zijde met eene doorbraal
bedreigd werd achter het dorp lieèn eene inlage te
leggendie,in 1662 ingevloeid zijnde, het gezegde dorp
met een goed deel van deszelfs grondgebied deed ver
loren gaan.
Naast aan Rengerskerke paalde het ambacht van Zuid-
landeene uitgestrekte heerlijkheid die omstreeks eeni
eeuw geledennog 987 bunders en 19 ellen groot was