Nog meer: wanneer wij het geheel Tan dezen bouwval
gadeslaan dan zien wij dat hij tot een gcwiglig over
gangstijdperk behoort. De gansche vorm wijst ons op
nog vroegere godsdienstige voorstellingen terugdan die
welke in hetzelve aangekweekt werden. Hel staande ge-
blevene koor herinnert zoo wel aan de hearg der Ger-
maansche stammen in welke het altaar en de Goden
beelden stonden als aan het allerheiligste in Israels
tempelwaarin de ark des verbonds door Chekubi»
overschaduwd werd. Het ingestorte schip der kerk ver
toont wederom den openen voorhof voor beider Pries-
teren binnen welken de offers geslacht en door de
vlammen verteerd werden. Het volk werd op meerderen
afstand en van de Godheid verwijderd gehouden. Toen
dit heiligdom in vollen luister praalde, was het reeds
geheel anders. Men gevoelde het, de Heer des hemels
en der aarde kon binnen geene tempelwanden besloten
worden. En hoe kon dit ook anders nadat men den
Oneindigen had leeren kennen door Hem, die uit den
hemel was afgedaald, om op aarde zijn beeld te ver-
toonen en door woord en voorbeeld den mensch tot
zijne eeuwige bestemming op te leiden? Met zijnen dood
was het voorhangsel gescheurd en had het allerheiligste
opgehouden te bestaan, als afgezonderd verblijf des
Ongezienen. De Priesterschap had die plaats in bezit
genomen, het volk den toegang tot den voorhof, en den
vrijen blik in het heiligdom vergund doch steeds be-