KAÏIVS WEEKLAGTEN. 7. Fry gevolgd naar het Proza van Krummacher. Toen Kaïn 't bloed des moords zag aan zijn hand verstijYen En in den lande Nod zijn woonstee had bereid Zat hij weemoedig neerin schaduw Tan olijyen Alwaar hij klagend zuchtte in treurige eenzaamheid, r Zilla Zijne vrouw zijn zielekommer wetend' Zoekt den Terholen ga met Hanoch haar zoo teer En Tindt den droeye straks die Trouw en kind Tergetend' et afgematte hoofd strekte op zijn hand ter neer. W at ZllC'11 5'j) Kaïn zegt ze, is aan uw smart geen ende Stelt niets uw jammerklagt hier perken dan de dood En Kam, hij ontroert, schoon hij die stem herkende. Hoe /.dia hoe gij hier Mijn zonden zijn te groot ■is spreekt hij met den blik wanhopig opgeslagen a Dan dat reiger ing zij Toor zulk een schulden-last. De rloek die mij yerteertvalt duldloos mij te dragen t Is bloed al wat ik ziebloed, waar mijn hand in plast

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1839 | | pagina 245