BIJ SUZE'S TWINTIGSTEIV JAARDAG,
OP EEN GASTMAAL.
««■MMw
Bevallig Meisje lieve Suze
Die heden twintig jaren telt
"Vergun het minzaam dat mijn Muze
De wenschen van mijn hart vermeldt
Nog pas de wereld ingetreden
Gehuldigd op dit heuchlijk heden
Door alles wat IJ dierbaar is
Ziet ge U door lach en scherts omgeven
En in uw lente schijnt U 't leven
Een aangename vriendendisch.
En ja een gastmaal mag men 't noemen
Daar elk die 's levens disch verlaat
De gunst diens Gastheers heeft te roemen
Wiens oog het menschdom gadeslaat.
Maar Hij die ons dat feest bereidde
Wiens hand de zaal ons binnenleidde
Wiens gunst in 't noodige voorzag
En ons zoo dikwerf toebedeelde
Wat zelfs het fijnst gehemeit streelde,
Bij 't geen den geest verheugen mag