Nooit zij een dischgenoot beleedigd Door vinnig woord of spotternij Vooralmen blijve steeds bevredigd Met hendie zeetien ons. ter zij Men mag voor zich alleen niet zwoegen Maar zoeke 't algemeen genoegen Die God heeft aller plaats berekend Wie ieder aan zijn zijde heeft Dat heeft zijn zorg ons voorgeteekend Met alles wat zijn liefde ons geeft. Doch wat geregten hen verrasten, Hij vordert wijsheid in zijn gasten En laat de vrijheid aan hun keus. Hij dwingt noch wederhoudt ons immer Maar roept ons toe Vergeet het nimmer Weest hier verstandig goed en heusch Men zij dan in zijn lot tevreden Wie nevens ons een plaats bekleedt Die zij ons welkom hier beneden Want onze hooge Gastheer weet Wat volgrang dient in acht genomen. Zoo zij men vrolijk zonder schromen Maar lette ook op der gasten wensch. Men leere zich al vaak eens schikken Het gastmaal duurt slechts oogenblikken Voor ernst en boert is steeds een grens.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1839 | | pagina 252