'k Heb als knaap mijn jeugdig leven (Bodem waar ik steeds naar haak) Zeeland in uw vruchtbre dreven Doorgebragt met zielsvermaak Onder 't kroostopregt van aard Zijn roemruchte vadren waard. 'k Zag er wel geen trotsche steden Geen paleizen grootsch van boiuv Maar te meerder reine zeden Gulle opregtheid blanke trouw En door zelfzucht niet omkorst Liefde in 't hart voor land en Vorst. AVie laatdunkend op u smalen Nimmer hóé mijn lotsspil keer' Zult gij in mijn' schatting dalen, Wat? steeds rijzen meer en meer. Hoe 't vooroordeel schimpen moog' Gij staat in mijn schatting hoog. Hoe door vreemden ook vermeden Van onwetenden miskend, Door uw landzaat aangebeden Waar ter wereld ooit belend Zeeland wie u schuwen moog' Dierbaar blijft gij in mijn oog.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1840 | | pagina 112