41 - En iedre troost is machteloos bezweten Gelijk de golf die voor zijn Toet komt breken. In 't eind zijn ziel vindt woorden voor zijn klacht En treurt 0111 't wee, waarvan zijn borst versmacht. 'tWas of bij uit die klacht een nieuwe troost zich schiep En 't lang bezwaarde hart weer tot verkwikking riep. Mijn vaderland! hoe ligt ge in slavernij gebogen! Het juk u opgelaan perst tranen uit mijn oogen Eu schroeft den boezem toeerbarming om uw leed Ook t mijne, gloeit in 't hart dat uwer nooit vergeet. Mijn gamijn cenig kind0 kort moog de afstand wezen De zoele zomerwind doe zelfs geen stormen vreezen De storm van Alva's woede ontroofde ons allo vreugd, En drijft den bloesem weg van onze kalme jeugd. Hoe schaterde eens mijn stins van Harda's bruilofls zangen Ligt heeft het uilgeknars dien jubeltoon vervangen. En ledigof van puin verstoptligt thans de zaal Die eens de vadren riep aan 't zorgloos riddrenmaal Wanneer uit 't heilig Oost de stoute krijgers keerden, Die 's Heilands kruis en graf met 't mannenzwaard ver- (weerden: Of de oude trouw en moed van Friesland's vrijen grond Den trotschen Sax verneerde en siddrend henen zond 0 Hemelvreeslijk zijn uw plagen diep vervallen Is 't even dapper kroost van Friso's heldentallen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1840 | | pagina 159