43 - Een arme vreugd, helaas! maar do een'ge mij nog over Al de andro vlood daar heen En wee den snooden rover, Die mij dat heil ontsteelt! Dit vroeg ik van mijn God, Hij gaf 't mij dank zij hom voor 's bannclings genot! 't Verkwikt do matte zieldoor kommer lang gebogen. Mij wordt dit laatst genot met d'adom slechts onttogen. «Zij komen! Zie, Bourgonjes kruis Tart hemelaarde en zee Zij komen en hun beulen hand Voert strop en keetens mee Zij komen sta wie Friesland mint En Friso's trouw en moed Zoo klint het van den heuveltop Tot Robles welkomgroet Zoo roept de jongste Hettinga En Harda hoort dio kreet En ijlings heft hij 't vonklend oog, Vervlogen is zijn leed. Zijn arm heeft kracht, zijn vaders zwaard Blinkt als een weorlichtstraal En trouw en moed herhaalt zijn stem God geef ons zegepraal!

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1840 | | pagina 161