44 Daar dalen Tan het hooge duin Der Geuzen drommen neer; Zij scharen zich op 't effen strand In 't glinsterend geweer. St. Jago! klinkt uit boot en schuit, Door 't tromgedreun rerdoofd Ha, moordnaars! gilt men Spanje toe, Dat zich triuuif belooft! Hij stond er in den dichtsten drom Het eerlijk staal houdt vol; Al dringt de rijand stouter aan Van wilde moordzucht dol. Hij stond erHarda't hart zijn God Zijn ga, zijn kroost gewijd En 't eeuwig dierbaar Vaderland In 't buldren Tan den strijd. Hij stond er nog één oogwenk nog. Omringd Tan lijk bij lijk. Toen steeg zijn laatste zucht omhoog; «Mijn Heiland., ik bezwijk! 0 breng mijn zoon zijns Taders staal Mijn' Ga mijn laatsten groet Houd Tolmijn trouwe Hettinga En moed, mijn broedrenmoed!»

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1840 | | pagina 162