Nooit is iiij voor hot eedle koel,
Zijn hart ontvlamt in rein gevoel
En baadt zich in genot aan 't schoon' der kunst geklui-
Hij zweeft de hemelsferen door (sterd;
Aanschouwt de Godheid in haar' gloor
en. En voelt door wetenschap zijn menschheid opgeluisterd.
Ja, heil hem, die de kunst bemint,
In wetenschap zijn wellust vindt;
ogen; Hij handhaaft zijn waardij, zijnrang als heer deraarde;
En vindtdoor 't edelst doel geleid
In de oorden der ontsterllijkheid
Eens dat oorspronklijk schoon, waarop zijn oog hier
staarde.
Middelburg. j. A. moïsmiu*'
irde
t naar
loven;
loven,