YERZOEK
VI vil Vil V\Vt l/liVll/tVlit/l VlVlil/l 1/1 vil VIVt. Vl Vil \z\v%
AAN DEN JIEER STADS ARCHITECT
IiELAST MET DE RANGSCHIKKING DER KERMISKRAMEJ'
Is de mensch zoo dwaas gezind
Dat hij welbehagen vindt
In het eigenbalig woelen
Rust- en Cenlenroovend joelen
Tan een' naakten kermishoop
(Vruchtloos keert men toch den loop
En der tijden smaak en geest)
Welkom dano kermisfeest
Elk wenscht van die klucht, een deel
Zoo ook ik ofschoon niet veel.
Dit slechtsdatlangs onze kaaijen
't Oorenkwetsend orgeldraaijen
En 't gegons der doedeltas
Onder vlijmend kraaigekras
Dat do zenuwen ontstelt,
Mij zoo weinig mooglijk kwelt;
Dit slechts: daar 'k aan de overzij
In een kakelbonte rij
Tot der kindren groot genoegen,
Kraam aan kraam zie zamcnvocgen