I)E JONGE EN DE OUDE BOOM. eene tabee. Een jeugdige Esclinog korts geplant Zag aan zijn' Toet een menigte onkruid groeijen Een tuinman, met een vlugge hand, Kwam op een' dag dat onkruid roeijen. Door welk een woeste drift wordt deze man bestierd? Waarom van voor mijn' voet die tooi te doen Tcr- dwijncn? l Is alleswat mij rest; hoe dor zal 't om mij schijnen Wanneer dat schuldloos groen mijn voet niot meer (versiert «Hoe eenzaam wordt mij daardoor 't leven! t A alt hard als reeds in onze jeugd Ons treingenot ontzinkt .dateens ons mogtomzweven! Zoo baart miju ongeval (dus klaagt hij) andren vreugd Een oude Boom die deze klagten hoorde, Hernam: «hoo dwaas, dat gij uw lot beklaagt! «Alleen omdat incn zorg voor uwen wasdom draagt, Roeit men het onkruid uitdat u zoo hoog bekoorde.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1840 | | pagina 172