En nu mijn Toetzool weer mag drukken, o Kerkgewelfuw heilgen grond Nu Taart me een naamloos zielsTerrukkon Door hart en adren gloeijend rond Nu vlugt yan Toor mijn oog het heden En stijgt het glorierijk Terleden In onrorwelkbaar schoon omhoog: Nu blaauwen de onTergeetbre dagen Die Neêrlands grootheid schittren zagen Als 't zonlicht aan den hemelboog. Nu zaalgo schimmenzie 'k uw kampen Uw moed die 't spoor der eere wijst En uit den walm der sulferdampen Uw glorie, die ten lioogcn rijst, o ETertszonenZeebedwingren Nog zie 'k den waterstaf u slingren Op d'onbelembren oceaan En Brit en Spanjaard u ontwijken En Toor uw Tlag hun wimpels strijken Met onuitwischbrc schand belaan, VIVX IT

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1840 | | pagina 177