vinden; en moesten zich twee Commissarissen des Rollings naar Bommenede begeren om het noodige te regelen en de bezwaren te hooren en te vereffenendie zich in de uitvoering der bewuste ordonnantie mogten voordoen welke zich dan ook van de zijde der bezwaarde naburige poldersen derzelver Ambachtsheercnals die volgens gezegde ordonnantie gehouden waren voor de landerijen door derzelver eigenaars verlaten, op verbeurte van hunne Ambachtsheerlijke regten te betalen, in menigte opdeden. Dos niet te min werden, ten gevolge dezer maatregelen de dijkbreuken spoedig genoeg gedigten Bommouedo met haar grondgebied van het water bevrijd; doch liet zal eerst na verloop van eenigo jaren geweest zijn immers niet vóór dat de Spanjaarden op het laatst van 1576deze streken verlaten haddenen het rumoer des oorlogs uit haren omtrek geweken was, dat het ongelukkige Bom menede weder het hoofd zal hebben opgebeurd en langzamerhand de rampen zullen zijn geheeld die haar getroffen hadden; ofschoon het voor waarschijnlijk te houden is dat deze plaats nooit weder lot dien trap van welvaart en bloei gekomen is die haar vóór het noodlottige jaar 1570 was te beurt gevallen. Want vóór dat de zware lasten die de eigenaars der landerijen voor de herdijking hadden moeten opbrengen, eenig- zins konden worden verminderd, schijnen de gedurige schaden, aan de zoeweeringen toegekomen, do voort-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1840 | | pagina 188