zee, zich ivegens hare stad en eiland daarbij merkelijk betrokken vindende, naar een middel uitdoor hetwelk de Staatsleden van Zeeland zouden kunnen worden over gehaald, om het aanbod van Holland aan Ie nemen. Dit middel nu werd daarin gevonden, dat zich vier aanzienlijke Regenten der genoemde stad (A) aanboden, om, bij aldien do SLalen hun het Ambachtsregt en Ambachtsgevolge over Bommenede en daarbij be- hoorendc polders wilden opdragende wederbedijking derzelve zonder bezwaar van den lande op zich te nemen. Dit plan, de goedkeuring der Staten verworven heb bende, zijn dan ook de bewuste polders, bij verdrag vau den 23 september 1686, bij dezelve aanvaard en door gemelde Staten in het najaar van het volgende jaar, aan do vorengemelde Heeren ter bedijking uit gegeven (/i wier nakomelingen of reglhebbende thans nog in het bezit dier heerlijkheid zijn. Ten gevolge van deze schikking heeft dau ook de hcrdijking plaats gehad, ofschoon ik niet heb kunnen opsporen wanneer dezelve is tot stand gekomen volgens overleveringen zoude de bewuste polder elf jaren lang onbedijkt gelegen hebben en alzoo de bedijking in 160o zijn voltooid, Aanmerkelijk waren echter de verwoestingen die het telkens invloeijende zeewater in dien tusschcntijd had Ie weeg gabragt. Niet alleen waren de dijkendoor de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1840 | | pagina 192