80
Ja! voor schitterende daden
Diepen zin en vluggen geest
Heeft men altijd lauwerbladen
Is men nimmer koel geweest.
Als de schaduw hem, die wandelt
In den hellen zonneschijn
Zoo zal hem die edel handelt
Ook de roem ten leidsman zijn.
Somtijds slechts, in donkre dagen,
Als het zonlicht zich verschuilt
En bij mist en regenvlagen
In het woud de stormwind huilt
Volgt hem die daar aan komt treden
Geene schaduw op zijn pad.
Zoo miskent men hier beneden
Soms ook wie verdienste had.
Maar wie ooit het goede en schoono
Hier miskennen wij toch niet
Wij we bieden de eerekroone
Wij we wijden lof en lied.
Tuigt het allen gij wier slapen
Hier met lauwers zijn versierd;
I uigt het allen meisjes knapen
Die het schoonste feest nu viert!