93 Hoe schoon zal niet die morgen gloren Hoe schoon door duisternissen borefl Als mij Elize op nieuw ontmoet, En wij gevormd tot Hemelingen Het halleluja zullen zingen, Dat God als Tader hooren doet. 0, onuitsprekelijk verlangen! Hoe lang zult gij mijn ziel nog prangen? Wanneer toch breekt die morgen aan Dat eens de roos, die hier moest lijden, Die hier met storm op storm moest strijden In bloei naast Jezus troon zal staan? o Dood vernieler van ons leven Uw magt doet nooit den kristen beven Hij schouwt u als zijn losser aan Die op 't bevel van zijnen Koning, Hem leiden moet in 's Vaders woning Waar 't heil zal aan zijn zijde staan. Hiervan bewust in 't zwaarste lijden, Kan hem het oogenblik verblijden, Waarin uw zeis zijn leven maait; Terwijl hij hier op 's werelds akker Kooit sluimerend, maar rv.ltyd wakker, Het zaad der hemelvreugde maait.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1840 | | pagina 211