«loon in het yakwaarin hij zich zoo langen tijd geoe
fend had. Zijne betrekking van Representant was hem
behulpzaam om van die kennis te doen blijkendit was
het gebruik,dat hij ervan maakte, en dit onderscheidt
hem van velen die ten dien tijde posten begeerden en
bekwamen waartoe zij geheel onbekwaam warenwaar-
bij zij alleen eigenbelang beoogden, dat des lands op het
spel zeltoden, en bij het eind schande inoogsleden. Anders
dacht scurivee, en hem viel ten deel, wat hij waardig
was. Hij was, in den kwaden zin. geen kind der revolutie
Hij overleefde die, en hield zich staande. In 1796 werd
hij benoemd als Adjunct-Commies bij de Zeewerken
van Schouwen waardoor hij zijne betrekking als met
selaar van Ooslerlandwelke hij al dien tijd aangehou
den had, varen liet. Onder dezen en andere titels, als:
van Inspecteur en Commissaris-Inspecteur bij den Zceuw-
schen Waterstaatbewees hij het land zijne goede dien
stenen was zoo gelukkig door zijne verdiensten en ijverige
werkzaamheid, zich in die onrustige tijden staande te
houden rustig zich oefenende en daarvan deskundigen
overtuigende. Twee verhandelingen bij het Zeeuwsch
genootschap der wetenschappen, de eenctcn jaro 1799,
do andere in 1804 bekroond getuigen van zijne wcik-
zaamheid en kennis.De cersto beantwoordt do vraag
Geiden te vinden in het I.« deel der nieuwe Verhande
lingen van het Zeeuwsch Genootschap. Middelburg 1807.