- 114 gemaakt, welke liij nimmer weigerde, indien men hem slechts niet belemmerde, om getrouw te zijn aan een beginselhetwelk hij van den waterbouwkundige leechi als het zijne had overgenomen hetwelk als eersten pligt van eenen waterbouwkundige stelde, om jegens het algemeen welzijn in hel oog te houden, het volgen van vaste grondregels zonder zich te laten misleiden noch door den invloed van een in dezen onbevoegd gezag noch door toegevendheid voor de dwaling van anderen terwijl hij hierbij altijd op den voo grond stelde: nik dien mijn land. v Toen, onder koning lonRwijK in 1807, do waterstaat meer tot een geheel vei eenigd weid onderden titel van: 's Rij ks-waterstaatwaarbij scuiiaver als Inspecteur fungeerde, bleef hij steeds aan zijne beginselen getrouw. Veel had hij te kampen met de Directien, door welke hij zich telkens in de uilvoering van noodzakelijke plan nen, die spoed vereischlenbelemmerd zag; doch daar hij om geen gunst van menschen het belang der hoofd zaak wilde opofferen en om geen afgunst zijnen pligt verzaakte kantte hij zich moedig hiertegen aan. Zoo schreef liij het schijntals of er bij sommige Directien iets onschendbaars wordt verondersteld omdat men zoo veel bekende gebreken inbaar duldt en verdragen wil.» En toen hij ook hiermede niet vorderde gaf hij den heer vaiv des houtek te kennen dat hij indien de zaken zoo bleven, zijne demissie nemen zou. «Ik wil,»

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1840 | | pagina 234