Hi dus schreef hij (8 nov. 1807) «mijn vaderland niet aan domheid of luiheid helpen opofferen God dank het luspecleursschap is het vakwaarin ik het minst ervaren ben, en er zijn nog andere middelen van bestaan onder mijn bereik waarvan ik als eerlijk man zal kunnen leven Men begreep gclukkiglijk dat men zulk een man niet moest laten varen, al drukte hij zich zoo lief- tiglijk legen verkeerdheden uit waarvan in genoemden brief ook nog dit tot proeve verstrekt, dat hij geroepen, om een naar zijn inzien verkeerd behandeld werk te inspecteren, betuigde: «zich te zullen doen gelden; en wee den mandie schuld heeftal schuilde hij ook onder ecu troon a Hieronder ging hij steeds met ijver voortom hetgeen door andcrer schuld bedorven waste herstellen dewijl men in den nood tot hem de toevlugt nam, en altijd zorgde hij voor getrouwe pligtsbetracli- ting zich niet verantwoord rekenende als hij verkeerde orders opgevolgd maar welals hij naar omstandigheden en naar zijne beste inzigtcn gehandeld had waarvan hij bij de werken zelve aan deskundigen rekenschap kon geven. Daarom schreef hij de orders uitden Haag zijn wel eens met schrieksche driehoeken doorsneden maar ik zal met Zeeuwsche trouw de regte lijn maar volgen. Do kunstige vertoogen doen niets afhetgeen achter den dijk ligt, zal hem houden.» Men meene evenwel nietdat schuaveb hierbij door te vergedrevene eigenliefde bestuurd werd waardoor hij in anderen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1840 | | pagina 235